Begroting 2020 -2023

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandscapaciteit

Weerstandscapaciteit

De nota reserves en voorzieningen, vastgesteld in maart 2017, bevat de beleidslijn voor de weerstandscapaciteit. Hierin is opgenomen hoe deze berekend moet worden.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen incidentele weerstandscapaciteit en structurele weerstandscapaciteit.

De incidentele weerstandscapaciteit bestaat uit:
-   de algemene reserve
-   bestemmingsreserves voor zover nog vrij aanwendbaar
-   stille reserves

Op 2 juli 2019 hebben Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord Brabant een nieuw gemeenschappelijk toezichtskader vastgesteld, een gezamenlijk product van de 12 provincies. In dit kader wordt ook ingegaan op de definitie van het weerstandsvermogen. Uitgangspunt blijft dat gemeenten vrij zijn in het bepalen van het risicobeleid, de normen daarbij en de hoogte van de benodigde weerstandscapaciteit. De provincie heeft een signaalfunctie indien zij vraagtekens stellen bij dit beleid. In het toezichtskader is wel aangegeven dat de toezichthouder de bestemmingsreserves niet rekent tot het weerstandsvermogen. Bestemmingsreserves zijn reserves waaraan de raad een bepaalde bestemming heeft gegeven. Uitgangspunt is daarom dat de bestemmingsreserves niet wor-den gekwalificeerd als incidentele weerstandscapaciteit. Het is denkbaar dat onder de bestemmingsreserves zich middelen bevinden waarvan het specifieke bestedings¬doel van algemene aard is of dat de middelen al voor langere tijd beschikbaar zijn zonder dat er zicht is op daadwerkelijke uitvoering van de beoogde bestemming. In die gevallen is een heroverweging tot overheveling van deze middelen naar de algemene reserve te recht¬vaardigen. Stille reserves mogen alleen worden meegenomen indien de reële markwaarde concreet onderbouwd is, de stille reserve geen gebruiksnut heeft voor de gemeente en dat deze op korte termijn beschikbaar kan komen.

Op basis van bovenstaande richtlijn zullen wij (het beperkte bedrag dat we voorheen meenamen in de bepaling van het weerstandsvermogen van) de bestemmingsreserves niet meer betrekken bij de bepaling van het weerstandsvermogen. De richtlijn voor de stille reserves (pachtgronden) pasten we eigenlijk al toe.

In de nota Reserves en voorzieningen is een deel van de algemene reserve ter grootte van € 10 miljoen aangewezen voor de opvang van incidentele risico’s. Dit deel fungeert als algemene risicoreserve en is de voornaamste component van het weerstandsvermogen. Gevolg van deze aanwijzing is dat gestreefd wordt naar een minimale algemene reserve van € 10 miljoen. Op dit moment is de algemene reserve hoger en vormt deze aanwijzing geen belemmering. In de nota is opgenomen dat een structurele verlaging in de grondexploitatie pas aanleiding is om deze norm te herzien. Op dit moment is hier nog geen sprake van maar gezien de huidige ontwikkeling is hier op termijn wel zicht op. Als de norm wordt herzien kan gekozen worden voor een relatie met het actuele risicoprofiel van de gemeente in plaats van een vast bedrag. Met de stappen die nu gemaakt worden met risicomanagement zijn we hier ook op voorbereid. Besluitvorming hierover zal plaatsvinden via een actualisatie van de nota reserves en voorzieningen.
De stand van de algemene reserve per 1 januari 2020 bedraagt naar verwachting op basis van deze voorliggende begroting € 14,9 mln.

Van stille reserves is sprake wanneer de marktwaarde van bezittingen (activa) de boekwaarde daarvan overstijgt. Het gaat hierbij om vaste activa (panden/gronden) of deelnemingen. Voorwaarde voor het opvoeren van deze stille reserves in de weerstandscapaciteit is dat de activa direct verkoopbaar zijn of tot opbrengsten leiden, indien de gemeente dat zou willen.
De gemeente heeft een behoorlijke grondpositie. Door het terugbrengen van het gemeentelijk eigendom in vastgoed zal deze positie in de toekomst afnemen. In totaal bezit de gemeente medio  2019 587ha pachtgronden verdeeld naar 517ha vaste pacht en 70ha losse pacht. Daarnaast is nog 36
ha in eigendom die niet verpacht is. Deze gronden zijn niet meegenomen in de bepaling van de stille reserve.
Het bepalen van de omvang van de waarde van stille reserves geeft slechts een indicatie van de verwachte opbrengstwaarde. Hiermee wordt een inschatting gemaakt van een potentiële waarde bij verkoop. Voor gronden is de combinatie van het moment van verkoop, de hoeveelheid ha, de locatie en de prijsontwikkeling op dat moment bepalend voor de werkelijke verkoopwaarde. Om die reden wordt voor het bepalen van de stille reserve uitgegaan van een bandbreedte.
Rekening houdend met de verdeling losse en vaste pacht en uitgaande van een verwachte actuele verkoopprijs gebaseerd op recente transacties/taxaties gaan we uit van een prijs die ligt tussen
€ 52.500 en € 72.500/ha voor geliberaliseerde (losse) pacht en tussen de € 31.500 en € 43.500/ha voor reguliere (vaste) pacht. Op basis van het aantal ha bedraagt de marktwaarde van de gronden dan tussen de circa € 19,9 en € 27,6 mln. Rekening houdend met een boekwaarde op een deel van deze gronden van in totaal € 13,4 mln., bedraagt het verschil tussen de potentiële gemiddelde opbrengstwaarde (€ 23,8 mln.) en de boekwaarde en daarmee de indicatieve gemiddelde omvang van de stille reserve € 10,4 mln.
Om een bedrag op te nemen voor de weerstandscapaciteit wordt uitgegaan van 50% van dit gemiddelde. Het is immers niet reëel te veronderstellen dat een dergelijke grondpositie in één keer op de markt gezet kan worden, wat voor de beoordeling van de weerstandscapaciteit van belang is.

De structurele weerstandscapaciteit wordt gevormd door:
•   het totaal van de onbenutte belastingcapaciteit
•   de post onvoorziene uitgaven die structureel in de begroting is geraamd.

Omdat voor dienstverleningen het uitgangspunt van kostendekkende heffingen geldt, zit de onbenutte belastingcapaciteit uitsluitend in de onroerende zaakbelasting. Een verhoging van de OZB opbrengsten met 10% betekent circa € 885.000 aan extra opbrengsten. Voor de weerstandscapaciteit gaan we uit van een omvang van € 500.000 omdat de verhoging in praktijk beperkingen kent zoals politieke haalbaarheid en gewenste maximale stijging.

Tenslotte behoort tot de weerstandscapaciteit de post voor onvoorziene uitgaven. Deze bedraagt jaarlijks € 230.000.  

De totale beschikbare weerstandscapaciteit komt daarmee op € 20,8 mln. zoals weergegeven in de onderstaande tabel:

Bestanddeel

 Huidige omvang weerstandscapaciteit

Algemene reserve

14,9 mln.

Onvoorzien

  0,2 mln.

Stille reserves

  5,2 mln.

Onbenutte belastingcapaciteit

  0,5 mln. + pm

Totaal

20,8 mln. + pm