Gemeentefonds
Tot de algemene risico's behoren risico's als macro-economische ontwikkelingen en rente-, loon- en prijsontwikkelingen. Daarnaast zijn er onzekerheden over (toekomstig) rijksbeleid en ontwikkelingen in wet- en regelgeving die risico's met zich mee kunnen brengen. Door deze onzekerheden is het op dit moment nog niet goed mogelijk de financiële gevolgen van deze risico's te kwantificeren. Hier hebben alle gemeenten in ons land mee te maken.
Voor de algemene uitkering uit het gemeentefonds, de belangrijkste inkomstenbron van de gemeente, geldt de zgn. “trap op/trap af systematiek”. Dat wil zeggen dat de hoogte van de uitkering fluctueert gekoppeld aan het niveau van de rijksuitgaven. Op lange termijn kunnen uitgaven bijgesteld worden indien de inkomsten uit het gemeentefonds (naar verwachting) afnemen. Echter een afname kan ook gedurende het begrotingsjaar aan de orde zijn of zelfs met terugwerkende kracht door een afrekening van een eerder jaar. Op het moment dat zich zo’n negatieve bijstelling voordoet en er geen mogelijkheid meer is om de uitgaven in de begroting aan te passen, zal de tegenvaller die daardoor ontstaat ten laste komen van het resultaat en moet er een beroep worden gedaan op het weerstandsvermogen. Hoewel er op dit moment sprake is van een hoogconjunctuur, bestaat ook in die situatie de kans op het risico van een neerwaartse bijstelling van de algemene uitkering. Bijvoorbeeld omdat de (hogere) begrotingsbedragen van de ministeries niet volledig tot besteding komen. Dit resulteert dan gedurende het jaar of zelfs achteraf ook in een korting op het gemeentefonds. Het is overigens ook mogelijk dat de uitkering hoger uitvalt dan vooraf verwacht.
Decentralisaties
Met ingang van 2019 zijn de gedecentraliseerde taken uit 2015 een regulier onderdeel van de rijksuitkering net als allerlei andere taken. De algemene uitkering is daarom vanaf nu ook bedoeld voor het opvangen van volume- en kostenstijgingen in het sociaal domein. De ontwikkelingen op het gebied van jeugdzorg, participatie en Wmo zijn echter nog steeds moeilijk in te schatten doordat dit beleidsterrein volop in beweging is. Onder andere daarom is ook besloten om de reserve sociaal domein de komende jaren nog in stand te houden. Op dit moment is de buffer in deze reserve naar verwachting toereikend voor ontwikkelingen die vragen om extra financiële middelen.
Een aantal van de ontwikkelingen die we nu zien en die mogelijk van invloed zijn op de kosten in het sociaal domein:
• Ontwikkeling zorgvraag: er is nog steeds een stijgende lijn te zien in het aantal cliënten dat zich meldt voor een sociale voorziening. Hiermee is rekening gehouden in de begroting maar het is niet uitgesloten dat het aantal cliënten nog harder stijgt dan nu wordt voorzien. Ook kunnen de kosten per cliënt hoger uitvallen dan ingeschat.
• Toekennen zorg door derden: jeugdhulp kan ook door derden worden toegewezen (huisartsen en gecertificeerde instellingen). Hierdoor hebben we hier als gemeente minder grip op en is het moeilijk om te sturen op doelmatigheid.
• Uitkering rijksbijdrage: de vergoeding voor de gedecentraliseerde taken maakt inmiddels onderdeel uit van de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Voor de onzekere ontwikkeling van de hoogte hiervan is al een algemeen risico benoemd. Specifiek voor het beschermd wonen komt er nog een herverdeling van de rijksmiddelen waarvan de effecten onzeker zijn.
• Rijksbeleid van invloed op de uitvoering: het rijk neemt geregeld besluiten die van invloed zijn op de taken uit de decentralisatie. Voorbeelden hiervan zijn het abonnementstarief voor Wmo-voorzieningen, de invoering van de Wet verplichte GGZ en wijzigingen in de Wet langdurige zorg. Het uitgangspunt is meestal dat beleidswijzigingen budgettair neutraal worden verwerkt. Het rijk en gemeenten zijn het echter niet altijd eens over het financieel effect van wijzigingen. Het risico is dan ook dat gemeenten onvoldoende gecompenseerd worden voor de extra kosten of een te hoge korting wordt toegepast op de rijksuitkering.
Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)
Eind mei is er door de Raad van State uitspraak gedaan naar aanleiding van een aantal ingediende zaken over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Onderdeel van het PAS is dat vooruitlopend op toekomstige positieve gevolgen van maatregelen voor beschermde natuurgebieden, alvast toestemming wordt gegeven voor activiteiten die mogelijk schadelijk zijn voor die gebieden. Zo’n toestemming ‘vooraf’ mag niet (meer). Een direct gevolg hiervan is dat meer activiteiten een vergunning nodig hebben en vergunningen niet verstrekt kunnen worden omdat een toetsingskader ontbreekt. Gezien de landelijke impact wordt op alle niveaus gewerkt aan een alternatief of nieuwe beleidslijn. De uitspraak levert echter onzekerheden op voor geplande bestemmingsplanwijzigingen, projecten en vergunningverlening.
Klimaatakkoord
Eind juni heeft het kabinet het klimaatakkoord gepresenteerd. Het kabinet ziet hierin voor de gemeenten een belangrijke regierol om de noodzakelijke energietransitie te realiseren. Het is nog onduidelijk wat dit precies betekent en welk deel van de werkzaamheden bij de gemeente terecht komen. Hoewel als uitgangspunten onder andere betaalbaarheid voor de samenleving en compensatie van de toename van uitvoeringskosten van gemeenten gelden is het de vraag of dit volledig gerealiseerd zal worden. Doordat een concrete uitwerking nog ontbreekt is het nu ook niet duidelijk wat de financiële risico’s van het klimaatakkoord voor ons zijn.